Familie Coltof (Pension Panorama)
Lees meer over de familie Coltof.
Jacob Coltof
Geboren: 1 juni 1891, Maassluis
Echtgenoot van: Else Friedmann
Beroep: Hoteleigenaar
Vermoord: 28 januari 1944, Auschwitz
Leeftijd: 52
Else Coltof-Friedmann
Geboren: 11 augustus 1887, Berlijn
Echtgenote van: Jacob Coltof
Vermoord: 28 januari 1944, Auschwitz
Leeftijd: 56
Lodewijk Jacob Coltof
Geboren: 6 december 1919, Maassluis
Beroep: winkelbediende
Vermoord: 23 augustus 1942, Auschwitz
Leeftijd: 22
Friederika Coltof
Geboren: 19 oktober 1916, Berlijn
Echtgenote van: Samuel Abraham Kahn
Vermoord: 30 september 1942, Auschwitz
Leeftijd: 25
Samuel Abraham Kahn
Geboren: 2 maart 1920, Nieuw Lekkerland.
Echtgenoot van: Friederika Coltof
Vermoord: 24 augustus 1942, Birkenau.
Leeftijd: 22
De Oproep
In de zomer van 1942 krijgen Friederika en Lodewijk een oproep zich te melden in Amsterdam. Zogenaamd om in het kader van de Arbeidseinsatz te werken in een werkkamp ergens in oost-Europa. Broer en zus zijn optimistisch en besluiten gehoor te geven aan de oproep. Ze hopen er het beste van.
Spoedhuwelijk
Friederika – die trouwens prachtig viool speelde – treedt op 21 juli nog snel in het huwelijk met de Rotterdammer Samuel Abraham Kahn (1920). Ze trouwen met dispensatie van afkondiging en wachttijd van het huwelijk. Vader Coltof was blij voor zijn dochter en zou nog gezegd hebben: ‘Dan kunnen ze tenminste bij elkaar blijven.’ (Uit: interview Willem Passchier). Het stel krijgt nog een onderduikadres aangeboden. De reactie is: we zijn jong en sterk, we overleven het werkkamp wel. (Bron: Slats).
In 1942 zie je dit soort Joodse spoedhuwelijken vaker. Een wanhoopsdaad in de liefde, alsof gehuwden verschoond zullen blijven van deportatie.
Maar het kan ook zijn dat Friederika snel wilde trouwen om samen met haar man aan de oproep gehoor te kunnen geven. Want Friederika staat op twee transportlijsten vanuit Amsterdam naar Westerbork, op die van van 19 juli en 25 juli 1942. Maar omdat ze eerst getrouwd is (de 21e), is de 25e als vertrekdatum vanuit Amsterdam aannemelijker – dan komt ook haar man Samuel Abraham naar Westerbork.
Beiden gaan samen op 27 juli 1942 op transport naar Auschwitz.
Hotel Panorama
De familie Coltof komt oorspronkelijk uit Maassluis. In 1939 verhuist het gezin naar Noordwijk waar het pension Panorama koopt aan de Oude Zeeweg. Ze adverteren veelvuldig in kranten met het hotel. Onderstaande advertentie is afkomstig uit het Joodsche Weekblad van 13 mei 1941.
In juli 1944 koopt een Noordwijkse NSB’er het hotel van de Duitsers. Hij heeft er naar eigen zeggen een goed stuk brood in verdiend, zo verklaart hij later. (Bron: CABR)
De oude buurjongen
Noordwijk telt een groot aantal Passchieren. Sommigen zijn van de touwslager, anderen van de doodgraver. Willem Passchier ( 1925) is van de doodgraver. Hij woont als kind naast de Algemene Begraafplaats op de Oude Zeeweg. Vlakbij Pension Panorama. Wanneer de familie Coltof in 1939 zijn intrek neemt in het hotel, raakt Willem bevriend met Lodewijk. Een brutaal stuk vreten, als we de oude Passchier mogen geloven. Zijn hotelvriend was voor de duvel niet bang, laat staan voor de moffen.
Aan het begin van de oorlog sluipt Willem in de avonduren geregeld via de begraafplaats naar het pension, waar hij in een lege eetzaal leert bridgen van de vader van Lodewijk. ‘Die mensen hadden een hotel, maar mochten op het laatst helemaal niets meer.’ Bij Willem thuis wordt er niet gekaart. Zijn gereformeerde ouders zien het kaartspel als den duivels prentenboek. Maar Willem is verkocht. Hij bridget nog wekelijks.
Toen begon het gelazer
‘In het begin van de oorlog gingen we nog wel eens samen naar het strand. Dan gingen we zwemmen in zee, maar op een gegeven moment mocht Lodewijk daar niet meer komen. Toen begon het gelazer. Lodewijk was zo brutaal als de nacht, overal kreeg hij een oplazer. De Duitsers zelf vielen nog wel mee, maar die NSB’ers waren echte viezeriken.
We zijn samen nog eens naar Leiden geweest, allebei met de de tram. Ik zei nog: trek iets over je jas aan, dan zien ze je ster niet, want ze zien mij er ook voor aan! Deed ‘ie niet. Toen we in Leiden aankwamen en uitstapten op de Stationsweg, liep daar zo’n zooitje zwartjassen te marcheren. Van ons twee kreeg ík een dreun: hoe haalde ik het in mijn hoofd om met een Jood om te gaan!
We lieten ons niet wegjagen en bleven gewoon in Leiden. Waarom zouden we teruggaan? Ben je zot, we waren jong en niet bang. We liepen gewoon de stad in. In Leiden barstte het trouwens van die sterren. Daar liepen er zat. Maar ja, op een gegeven moment mochten de Joden helemaal niets meer. Zaten ze alleen nog maar binnen. Lodewijk had volgens mij ook helemaal geen werk. Die zat gewoon thuis. Hij hielp mee in het hotel bij zijn vader, maar er waren natuurlijk geen gasten meer. Dat was allemaal afgelopen. Zijn vader zei op een avond: ik leer je wel bridgen, dan hebben we ‘s avonds wat te doen.
Ik ben nog met hem meegelopen naar de tramhalte
Toen kwam de dag dat Lodewijk zich moest melden. Zomer 1942. Hij had geen idee wat er aan de hand was en dacht: ik ga naar een of ander kamp om te werken. Hij zag het gevaar niet. Wij allemaal niet, wie gelooft dat soort dingen nou?
Ik ben nog met hem meegelopen naar de tramhalte. Hij had een koffer bij zich. Lodewijk dacht dat hij naar Polen ging om te werken. Hij zou het wel redden, zei hij, hij was jong en sterk. Ik zwaaide hem nog uit.
[na een stilte] ‘Ik heb nooit meer wat van hem gehoord. Pas veel later las ik op een lijst van omgekomen Joden in Noordwijk de namen van de familie Coltof. Ik moest meteen aan Lodewijk denken, maar ook aan hoe enthousiast zijn vader was toen zijn dochter ging trouwen. Dat hadden ze nog even snel geregeld, een huwelijk. Dan kunnen ze tenminste bij elkaar blijven, hoor ik hem nog zeggen.
Zelf ging ik naar Haarlem, naar een kapper. Ik zat daar ondergedoken, omdat ik was opgeroepen voor de Arbeidsdienst. Op een gegeven moment was er een razzia. Ik ben toen in het putje gaan zitten, waar je het haar in veegt. Ik hoorde ze binnenkomen en zag die laarzen boven me. Ja, dat was spannend.
Daarna ben ik weer naar Noordwijk teruggekomen. De oorlog liep zo’n beetje op zijn eind. De kust was veilig. Ze kwamen niet meer aan de deur voor de Arbeidsdienst. Wel zaten die Duitsers nog in Panorama. Maar dat waren de kwaadste niet. Ze wisten dat ik wel eens naar de radio luisterde. Kwamen ze naar me toe om te vragen of er nog nieuws was.’
Strafbarak
Uiteindelijk ontkomen ook de ouders niet aan deportatie. Wanneer ze in 1943 worden overgebracht naar Westerbork, wonen ze beiden in Amsterdam.
Jacob Coltof is op 24 juni 1943 aangekomen in kamp Vught. Hij is eerder opgepakt dan zijn vrouw, van wie hij op 28 april 1943 is gescheiden.
Op zijn registratiekaart uit Vught staat dat hij 2 juli vanuit Vught op transport is gesteld, hij komt 3 juli aan in kamp Westerbork. Hij wordt ondergebracht in de strafbarak, barak 67, maar nog niet op transport gesteld. Ongebruikelijk, want meestal gaan ‘strafgevallen’, bewoners van barak 66 en 67, gelijk door op transport.
Gewacht wordt op de aankomst van zijn vrouw op 16 december 1943. Beiden gaan dan 25 januari op transport naar Auschwitz (Jacob als Häftling, gevangene). Beiden worden na aankomst in Auschwitz op 28 januari 1944 vermoord.
Het fotoalbum
Eind januari 2020 komen we in contact met Marjolein van de Rhoer (5 september 1945), de kleindochter van Abraham Coltof (de broer van Jacob). Haar ouders hebben ondergedoken gezeten. Ze heeft een album vol familiefoto’s die we met alle liefde mogen inzien. Hierin vinden we de prachtige foto van Friederika Coltof, het gezicht van Stichting Stolpersteine Noordwijk.
De moeder van Marjolein en onze Friederika (Rika) waren dikke vriendinnen. De nichtjes waren ook even oud, beiden zijn geboren in 1916. Marjolein vertelt ons ook waarom Jacob en Else in 1943 zijn gescheiden: ‘Het was een slecht huwelijk.’
Over een hotel in Noordwijk weet ze weinig te vertellen. ‘Ze hebben er ook maar drie jaar gezeten natuurlijk.’
Voor het huis van haar vermoorde grootouders liggen Stolpersteine in Maassluis. Ze herdenkt graag in stilte, geeft ze toe, maar is blij met de struikelstenen in Noordwijk.