Familie Oostra (Villa de Vosjes)
Lees meer over de familie Oostra.
Henri Alexander Oostra
Geboren: 5 november 1897, Anna Paulowna
Echtgenoot van: Maria Oostra-van Straten
Beroep: directeur Cats Papierfabriek, Rotterdam
Vermoord: 31 maart 1943, Midden-Europa
Leeftijd: 45
Maria Oostra-van Straten
Geboren: 3 juni 1901
Echtgenote van: Henri Alexander Oostra
Vermoord: 10 september 1942, Auschwitz
Leeftijd: 41
Louis Jacob Oostra
Geboren: 4 september 1926
Vermoord: 31 maart 1943, Auschwitz
Leeftijd: 16
De mislukte vlucht
Net als de familie Catz probeert de familie Oostra in de oorlog naar Zwitserland te vluchten. Janske Verloop (1940) heeft de familie gekend. Janske woonde destijds in de Abraham van Royenstraat. Haar twee oudere zusjes waren bevriend met Jetty en gingen wel eens spelen bij de familie Oostra in het huis met de Vosjes op de Koepelweg. We gaan op de koffie bij mevrouw Verloop. Dit is wat ze zich herinnert:
“Mevrouw Oostra maakte altijd een hele zenuwachtige indruk. Dat vertelde mijn moeder later wanneer ze over de familie sprak. Mevrouw Oostra was een hele lieve vrouw, maar ook altijd bang en vreselijk bezorgd. Logisch natuurlijk met al die anti-Joodse maatregelen. Mijn moeder merkte ook dat mevrouw Oostra graag zou zien dat wij Jetty zouden opnemen in huis. Die vraag hing in ieder geval in de lucht, in die tijd sprak je daar niet direct over, maar mijn moeder merkte dat mevrouw Oostra enorm bezorgd was om Jetty en stuurde erop aan dat mijn moeder op een dag zou zeggen: laat ze maar bij ons. Dat ze van plan waren te vluchten, wist mijn moeder natuurlijk niet. Er moest iets met Jetty gebeuren. Dat voelde mijn moeder wel, maar ze durfde er niet over te beginnen. Ze had zelf zes kinderen en dorst het niet.
Later hoorden we dat ze waren gevlucht. Ze wilden via Frankrijk naar Zwitserland. Voor de grens met Zwitserland zijn ze in handen gelopen van de verkeerde mensen. Het verhaal wil dat mevrouw Oostra nodig moest plassen. Ze was een dame en dames gaan niet even aan de kant van de weg zitten plassen. Ze klopten aan bij een boerderij. Daar woonden wat wij hier NSB’ers zouden noemen. Ze zijn aangehouden en in een kamp gezet.
Jetty is door pleegouders opgevangen in Parijs, en heeft de oorlog overleefd. Toen mijn zus in 1952 ging verloven, stuurde Jetty uit Parijs een bonbonschaaltje, wat mijn zus op haar 91ste nog altijd heeft.
Mijn moeder was zo blij toen ze hoorde dat Jetty nog leefde. Ze zei ook altijd: zó goed dat we haaruiteindelijk niet in huis gehaald hebben, want na de brand zou ze ontdekt zijn.
In de avond van 12 maart 1943 stond ons huis in lichterlaaie. De Engelsen hadden een aantal brand – en brisantbommen boven Noordwijk aan Zee uitgeworpen. De brandbommen veroorzaakten felle uitslaande branden. In totaal zijn er zo’n tien huizen vernield, waaronder dat van ons. Iedereen rende naar buiten, maar ik lag als meisje van twee nog binnen, toen mijn moeder riep: Het Kind, Het Kind. Mijn vader is het brandende huis ingerend, holde de trap op en pakte me op. Direct daarna is de trap ingestort. Daar stonden we: allemaal met brandwonden op straat. Tussen de aangestormde Duitse soldaten. Mijn moeder had natuurlijk helemaal gelijk: op die bewuste avond zou Jetty zijn ontdekt.”
Drancy
Vader, moeder en zoon Louis zijn op 7 september 1942 met transport no. 29 vanuit het Franse doorgangskamp Drancy naar Auschwitz gedeporteerd. Eerder hebben zij vastgezeten in de gevangenis van Belfort, gelegen in het door de Duitsers bezette gedeelte van Frankrijk.
Liever geen stenen
Jetty Oostra – in 2020 nog altijd woonachtig in Frankrijk – heeft aangegeven liever geen Stolpersteine te willen voor het huis op de Koepelweg in Noordwijk. De vermelding van haar ouders en broer op het Joods monument op de Oude Zeeweg vindt ze voldoende.